Verhalen

Medemensen

Onlangs riep ik nog ergens: ‘Ik heb wel wat met visie’. Nou, daar kom ik op terug. Ik heb eigenlijk helemaal niet zo veel met visie. Als ik namelijk de vooraf gestelde visies (en daarmee de missies) van de zorgorganisaties waar mijn gezin mee te maken heeft gehad mocht geloven, dan ging het hen altijd om ons. Om mij en om mijn kind.

Kernwaarden die ik zo nog even oplepel zijn: samen, goede zorg, de jongere centraal, dat wat nodig is, duurzaamherstel, één gezin één plan en u het wat, wij het hoe. Deze klinken natuurlijk schitterend! Visie kan een mooi gezamenlijk gedragen uitgangspunt zijn. In werkelijkheid wordt het echter zelden doorleeft of veroorzaakt het juist een tunnelvisie. Net zoiets als een voorgeschreven dieet – dat houdt ook geen mens vol. 

Zonder nu in te gaan op wat er allemaal mis ging en in welke wereld mijn gezin terechtkwam, wil ik stellen dat mij één ding heel duidelijk is geworden. Namelijk: het gaat er niet om waar je geholpen wordt en welke visie er op de website prijkt, maar door wie. Goede zorg hangt af van mensen. Mensen met hun persoonlijkheden.

Antwoord hulpvraag

In het voorwoord van het Werkboek Jeugdhulp van OZJ dat ik samen met mijn zoon schreef, geef ik antwoord op een veel gestelde hulpverlenersvraag: Wat heb jij nodig? Mijn antwoord destijds was: iemand die mij komt helpen in het huishouden en met de boodschappen. Zodat ik al mijn overgebleven energie kan stoppen in mijn oudste kind en het regelen van zorg voor hem.

Ik heb dit niet verzonnen. Dit antwoord het ik echt verschillende keren gegeven, want dat was wat ik nodig had. Als manager van een zorginstelling weet ik heel goed hoe de financiering geregeld is. Ook waar de ruimte zit en waar ik ruimte moet zoeken. Daarnaast kan ik prima zelf in gesprek met betrokkenen binnen het sociaal domein van de gemeente voeren over hoe we deze nodige zorg gaan inregelen.

Maar ‘daar ben jij niet van’, kreeg ik te horen. Daar kreeg ik een gezinsmanager, procescoördinator, of casusregisseur voor. Give it a name. Ik wilde dat niet. Dat stukje kon ik zelf wel. Daar verdiende ik tussendoor namelijk ook mijn eigen boterham mee. Ik had en passant ook nog even uitgerekend wat het zou opleveren als we deze schakel ertussenuit zouden laten en wat ik voor dat bedrag kon inkopen voor mijn zoon. Flinke tik op mijn vingers. Daar was ik ook niet van. Oké dan. Als een geslagen hond terug mijn moederhok in. Tussen 09:00 en 17:00 uur dan hè? Want daarna waren ook zij er niet van.

Medemens Teun

Behalve Teun. En met hem gelukkig nog een aantal ontzettend fantastische lifesavers. Maar Teun zal ik nooit vergeten. Teun was, luisterde, deed en begreep ook veel. Zo begreep hij dat kids niet alleen tussen 09:00 en 17:00 uur leven. Maar dat het echte werk juist daarna begint en dat er dan niemand meer bereikbaar is. Dan krijg je het advies om met de crisisdienst te bellen, waar dan wordt aangegeven dat we ‘in dit geval echt de ochtend moeten afwachten’. Na letterlijk alles geprobeerd te hebben en telkens niks, noppes, nada geregeld te krijgen, zei Teun: ‘Ik geef je mijn privé 06-nummer. Bij nood kun je me bellen.’ Ik heb slechts één keer geappt naar Teun, mijn medemens.

Tegenmens

Medemens, ook wel evenmens, evennaasteof gelijkegenoemd. Zou daar een tegenovergestelde van zijn? Ze bestaan wel kan ik je vertellen. Vreemd eigenlijk, dat daar geen woord voor is. Een niet-medemens, een tegenmens, of gewoon hork. Bijvoorbeeld zo één die dan zegt: ‘Ik ben geen Teun. Ik houd mijn werk en privé strikt gescheiden. Na werktijd zet ik mijn telefoon uit.’ Ze had het niet hoeven zeggen. Ze had ook Teun niet hoeven noemen. Ze had gewoon haar werk kunnen doen. Net zoals al die andere horken. Gelukkig bleef niet iedereen even lang.

Na jaren meelopen in zorgland trof ik her en der zeer kundige medemensen. Ik heb ze onthouden. Ik formeerde steeds vaker een club van medemensen om mijn kind heen waar we mee vooruit konden. Hakken in het zand, vertragend werken en doemdenken zonder naar kansen te kijken zijn echt geen optie meer. Dan nemen we afscheid. In afscheid nemen van horken ben ik inmiddels zeer kundig geworden. Ga effe lekker ergens anders de hork uithangen. Dan gaan wij samen verder als medemensen.

Terugfluiten

Eerlijk is eerlijk. Ook ik heb me weleens gedragen als hork. Voor mijn werk als manager in de zorg mag je verwachten dat ik geselecteerd ben op minimaal ‘het zijn van een medemens’. En dat ik kan reflecteren op mijn eigen gedrag.

Hoewel negatief gedrag een uiting van onvermogen is, is horkerigheid iets dat direct de kop moet worden ingedrukt wat mij betreft. Gelukkig zijn er dan ouders die me terugfluiten en zeggen: ‘Hé jij daar manager, wil je eens even naar mij luisteren? Mijn kind en ik zijn degene om wie het hier gaat. Wij hier, je medemensen.’

Ook ik vind dat soms best ingewikkeld. Onder het mom van ‘de tijd haalt me vaak in’, heb ik dan wel de plank volledig misgeslagen. Ik laat me dan graag terugfluiten. Soms gaat het over excuses maken, soms over een paar stappen terug doen, soms over fouten herstellen en soms over erachter komen dat het niet meer te herstellen is. En hopelijk gaat het in de toekomst over ‘we gaan dit altijd samen doen’. Wij als medemensen. Je vraagt als ouder namelijk niet zomaar hulp.